
Met weerstandscapaciteit bedoelen we de aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten, die onverwacht en substantieel zijn, te dekken. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met het eerste wordt bedoeld het vermogen om calamiteiten en andere eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van taken op het huidige niveau. Met structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de programma’s. Onderstaand wordt op zowel de incidentele als de structurele weerstandscapaciteit van de gemeente ‘s-Hertogenbosch ingegaan.
INCIDENTELE WEERSTANDSCAPACITEIT
Hiertoe behoren:
1 - Algemene reserve
De algemene reserve is een reserve waarvoor geen specifieke bestemming is bepaald en die daarom vrij ingezet kan worden voor het afdekken van risico’s en dergelijke; dit in tegenstelling tot bestemmingsreserves waaraan wel een specifieke bestemming is gegeven en waar dus niet vrij over kan worden beschikt. Uitgangspunt is een algemene reserve van 7,5 procent van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Voor 2026 wordt een algemene uitkering geraamd van € 449 miljoen. Het streefniveau van de algemene reserve is daarmee (7,5% procent van € 449 miljoen) € 33,7 miljoen. De verwachte stand per 1 januari 2026 is € 54,3 miljoen. De algemene reserve is daarmee hoger dan het gehanteerde streefniveau. Wel is in eerdere jaren het overschot ingezet als dekking incidenteel nieuw beleid. In 2026 staan daarvoor nog onttrekkingen geraamd voor een bedrag van € 3,1 miljoen. Daarnaast hebben wij in de Voorjaarsnota 2026 voorstellen gedaan voor additioneel nieuw beleid voor een bedrag van € 4,0 miljoen en een extra storting in het Structuurfonds van € 5,0 miljoen. Tenslotte stellen wij in de begroting 2026 voor om het overschot van de begroting 2025 (€ 4,8 miljoen) vanuit de algemene reserve eveneens toe te voegen aan het structuurfonds. Daarmee resteert een bedrag in de algemene reserve van € 37,4 miljoen dat meetelt als weerstandscapaciteit.
2 – Reserve Essent dividend compensatie
Vanaf 2024 is het voor gemeenten mogelijk om een surplus op de algemene reserve deels in te zetten als dekking voor structurele lasten in de begroting. Bij onze gemeente is dit op dit moment niet aan de orde. In een jaar is deze inzet beperkt tot 10% van het surplus. Eerder leek het erop, dat wij voor 2026 een incidenteel tekort af te dekken hadden, dat hoger was dan 10% van het surplus op onze algemene reserve. In afstemming met onze provinciale toezichthouder hebben wij vastgesteld, dat het reëel is om ook de reserve Essent dividendcompensatie te zien als een algemene reserve (niet gevormd voor een beleidsdoel) en te betrekken bij het bepalen van onze weerstandscapaciteit, zodat incidenteel een hoger percentage van het surplus op onze algemene reserve ingezet kan worden ter afdekking van een begrotingstekort. Uiteindelijk gebeurt dit alleen na een besluit hierover door uw raad. Hiermee verandert er verder niets aan de bestemming van de reserve Essent dividendcompensatie. Deze reserve wordt aangehouden ten behoeve van interne financiering, m.a.w. door deze reserve hoeven wij als gemeente minder geld te lenen en zijn onze rentekosten lager. Hiermee wordt sinds lange tijd het verlies aan dividend gecompenseerd, dat is ontstaan naar de verkoop van onze aandelen Essent. De reserve heeft een omvang van € 290,9 miljoen.
3 – Gesloten circuits
In de financiële verordening (artikel 212 van de gemeentewet) van de gemeente is vastgelegd welke saldi van specifieke beleidsterreinen ten laste of ten gunste komen van een specifieke bestemmingsreserve. We noemen dit gesloten circuits. Hiermee heeft de gemeente financiële buffers als zich binnen een beleidsterrein onverwacht financiële tegenvallers voordoen. Het geeft namelijk tijd om binnen het beleidsterrein bij te sturen.
Als risico’s zich voordoen, dienen deze in eerste instantie gedekt te worden binnen het gesloten circuit. Daarom wegen we deze risico’s niet in ons benodigde weerstandsvermogen. Pas als de risico’s groter zijn dan gedragen kan worden binnen de specifieke bestemmingsreserve, doen we dit wel. Evenzo tellen we de specifieke bestemmingsreserves niet mee in onze algemene weerstandscapaciteit.
4 - Stille reserves
Van stille reserves is sprake als de marktwaarde van de bezittingen (activa) van de gemeente de boekwaarde daarvan overstijgt. Het gaat hierbij om vaste activa (panden). Voorwaarde voor het opvoeren van deze stille reserves in de weerstandscapaciteit is dat de activa direct verkoopbaar zijn indien de gemeente dat zou willen én dat de verkoop de bedrijfsvoering van de gemeente niet beperkt. De gemeentelijke panden zijn over het algemeen minder courant, omdat de gebruiksmogelijkheden relatief beperkt zijn. Daarom houden we over het algemeen bij het bepalen van de beschikbare weerstandscapaciteit geen rekening met stille reserves.
STRUCTURELE WEERSTANDSCAPACITEIT
Met structurele weerstandscapaciteit worden de middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om tegenvallers in de lopende exploitatie op te vangen, zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van de programma’s. Voor de bepaling van de netto beschikbare omvang van structurele weerstandscapaciteit telt alleen de verwachte capaciteit in de eerste drie jaar mee voor een dalend percentage, namelijk 100% in het eerste jaar, 50% in het tweede jaar en 25% in het derde jaar (totaal 175%).
Tot de structurele weerstandscapaciteit behoren:
- Post onvoorzien
- Onbenutte belastingcapaciteit
Post onvoorzien
Jaarlijks nemen we in de begroting een budget voor het opvangen van incidentele onvoorziene lasten op. Deze is integraal onderdeel van de structurele weerstandscapaciteit. De post voor onvoorziene uitgaven bedraagt in de begroting 2026 € 225.000, hetgeen gelijk staat aan een weerstandscapaciteit van € 0,4 miljoen.
Onbenutte belastingcapaciteit
De onbenutte belastingcapaciteit bestaat uit de extra ruimte die de gemeente heeft om, met inachtneming van de wetgeving, maximale inkomsten te genereren uit de gemeentelijke heffingen. Bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch zit deze ruimte in de belastingen en met name in de onroerendezaakbelastingen (OZB). De raad is vrij de belastingtarieven te verhogen. Om te beoordelen of er onbenutte belastingcapaciteit is, maken wij gebruik van de ruimte tussen de eigen OZB-tarieven en het redelijk peil van de OZB dat wordt vastgesteld in het kader van artikel 12 Financiële verhoudingswet (de artikel 12-norm).
Het normtarief artikel-12 bedraagt voor 2026 0,1648% van de WOZ-waarde. Het gewogen OZB-tarief ligt in ‘s-Hertogenbosch op 0,1291%. De onbenutte belastingcapaciteit bedraagt dus 0,0357 % van de WOZ-waarde wat overeenkomt met een ruimte van € 17,1 miljoen, hetgeen gelijk staat aan een weerstandscapaciteit van € 30 miljoen. We bepalen deze onbenutte belastingcapaciteit alleen om ons weerstandsvermogen te kunnen bepalen.
De afvalstoffenheffing en de rioolheffing zijn reeds volledig kostendekkend.
Samenvattend
Op basis van bovenstaande analyse van aanwezige middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet begrote kosten te dekken, bedraagt de beschikbare weerstandscapaciteit € 358,7 miljoen.