Ga naar de inhoud van deze pagina.
Begroting 2025 begroting 2025

Financiële hoofdlijnen

In de voorjaarsnota 2025 gaven wij u de volgende kernboodschap mee over de stand van onze gemeentefinanciën: “Vanwege de onzekerheid rondom de financiering vanuit het Rijk blijft het sluitend houden van onze begroting vanaf 2027 een uitdaging. Op dit moment staan wij er financieel nog goed voor. Voor de jaren 2025 en 2026 verwachten wij met incidentele middelen vanuit het Rijk een sluitende begroting aan uw raad te kunnen aanbieden. Daarnaast beschikken wij over risicobuffers, bijvoorbeeld via onze gesloten financieringen. Als extra rijksmiddelen uitblijven zullen vanaf 2027 wel ombuigingen noodzakelijk zijn”.

Hieraan ligt ten grondslag, dat onze gemeente in 2025 nog eenmalig geld van het rijk ontvangt vanwege de afspraak met de VNG om het volume-accres te bevriezen in de periode 2023-2025. Al enkele jaren is echter duidelijk, dat vanaf 2026 de financieringssystematiek wijzigt en dat daarmee de gemeentefondsuitkering fors terugvalt. De plus in 2025 is daarom incidenteel en niet structureel, net zoals de plus in 2024 als incidenteel aan te merken was.

Na uw behandeling van de voorjaarsnota is de meerjarenbegroting 2025 opgesteld. In deze financiële hoofdlijnen gaan we nader in op de financiële uitkomst. Deze ligt in lijn met de kernboodschap uit de voorjaarsnota.

Voorjaarsnota van het Rijk heeft structureel een positief effect, maar voor 2025 een nadelig effect.

Ten tijde van het opstellen van deze begroting, zijn wij nog in afwachting van het regeerprogramma van het nieuwe kabinet. Wij informeren u, op het moment dat de gevolgen voor onze gemeente op onze meerjarenraming hiervan in te schatten zijn. In onze eigen voorjaarnota konden wij u nog wel op de valreep de effecten melden van de voorjaarsnota van het Rijk op ons meerjarenbeeld.

In zijn voorjaarsnota heeft het rijk opgenomen dat de opschalingskorting vanaf 2026 wordt geschrapt (voordeel € 675 miljoen). Hier staat tegenover dat het gemeentefonds in 2025 eenmalig wordt gekort met € 675 miljoen. Het structurele tekort wordt hiermee lager, maar zo ook het incidentele voordeel in 2025.

Financieel beeld

De begrotingsvoorbereiding resulteert in een positief saldo van € 4,8 miljoen in 2025. Deze incidentele ruimte reserveren we om het verwachte tekort in 2026 incidenteel op te vangen, waarmee we onze remweg verlengen. Dit is conform de lijn die ons college in de voorjaarsnota aan uw raad voorlegde.

Het financieel beeld ziet er als volgt uit (bedragen x € 1.000):

Bedragen (*€1.000)

2025

2026

2027

2028

Uitkomst begroting 2024

235

442

-414

-414

1. Actualisatie: Budgettair-neutraal

0

0

0

0

2. Actualisatie: Onontkoombaar

-1.235

-1.633

-790

-790

Stand geactualiseerde begroting 2024

-1.000

-1.191

-1.204

-1.204

3. Voorjaarsnota: voorgenomen nieuw beleid met dekking oud-voor-nieuw

0

0

0

0

Meerjarenbeeld na voorjaarsnota 2025 *

-1.000

-1.191

-1.204

-1.204

4. Begrotingsvoorbereiding 2025

5.766

1.473

1.628

1024

5. Incidentele storting in de algemene reserve

-4.766




Concept uitkomst meerjarenbegroting

0

282

424

-180

*excl PM post Klimaatbos

Het voordeel van € 4,8 miljoen wordt in de algemene reserve gestort ten behoeve van de dekking van het verwachte nadeel in 2026. Hiermee verlengen we onze remweg.

Bovenstaande tabel laat zien, dat op basis van onze huidige inzichten de meerjarenraming jaarlijks een beperkt positief resultaat laat zien en in 2028 een beperkt negatief resultaat.

De meerjarenraming 2025-2027 liet een negatieve meerjaren-uitkomst zien van -/- € 0,4 miljoen in 2027. In de actualisatie 2024 is hier een verslechtering in opgetreden onder andere door de effecten van de hogere CAO, de hogere kosten Onderwijshuisvesting, de hogere bijdrage energiekosten Sportiom, de hogere inzet evenementen en de hogere OVA index. Het geraamd tekort werd daardoor -/- € 1,2 miljoen in 2027. Dit tekort nam bij de Voorjaarsnota niet verder toe doordat alle voornemens nieuw beleid van dekking oud-voor-nieuw zijn voorzien. Ten opzichte hiervan heeft zich in deze conceptbegroting 2025 voor 2027 een verbetering van ca. € 1,6 miljoen voorgedaan. Het tekort voor dat jaar wijzigt in een positief saldo van circa € 0,4 miljoen. Deze verbetering wordt met name veroorzaakt door de positieve ontwikkeling van het accres.

In 2028 is er sprake van een nadelige ontwikkeling van ca. € 0,6 miljoen t.o.v. het positieve saldo van € 0,4 miljoen in 2027. Deze ontwikkeling wordt met name veroorzaakt door de voorziene kapitaallasten vanuit het investeringsplan en door areaaluitbreiding.

Autonome ontwikkelingen in het komend jaar zullen het financieel beeld verslechteren, aangezien hier in 2026 geen extra geld vanuit het Rijk tegenover zal staan. Meerjarig is er nu nog sprake van een beperkt positief beeld in de jaren 2026 en 2027 en een beperkt negatief beeld vanaf 2028. Hierbij maken we wel de opmerking dat conform onze gebruikelijke werkwijze nog geen rekening is gehouden met autonome ontwikkelingen alsmede volumegroei in het sociale domein voor 2026 en verder, zoals die zich tot het moment van vaststellen van de begroting 2026 zullen voordoen. De omvang hiervan laat zich lastig voorspellen, maar op basis van het verleden houden we voor autonome ontwikkelingen een marge aan van -/- € 2,5 tot -/- € 4 miljoen per jaar. Aangezien deze ontwikkelingen zich altijd lastig hebben laten voorspellen, hanteren wij altijd het uitgangspunt dat deze afgedekt zouden moeten worden uit het toename van de algemene uitkering in een jaar (ook dat ramen wij niet meerjarig in). Dit is altijd een redelijk uitgangspunt geweest. Voor 2026 is echter een toename van onze bijdrage uit het gemeentefonds ter dekking van deze autonome ontwikkelingen vanuit het Rijk niet te verwachten. Ook niet ná 2026, dus werkt dit structureel door in onze meerjarenbegroting. We verwachten daardoor dat ons meerjarenbeeld zal verslechteren. Grofweg schatten we op dit moment een tekort van zo’n -/- € 2,1 tot -/- € 3,6 miljoen in voor de jaren 2026 en 2027 en -/- € 2,7 tot -/- € 4,2 miljoen voor 2028.

Bedragen (*€1.000)

2025

2026

2027

2028

Meerjarenbeeld begroting 2025

0

282

424

-180

Bandbreedte verwachte autonome ontwikkelingen 2026 (structureel)

0

-2.500/

-4.000

-2.500/

-4.000

-2.500/

-4.000

Bandbreedte verwacht meerjarenbeeld begroting 2025

0

-2.218/

-3.718

-2.076/

-3.576

-2.680/

-4.180


Hierbij gaan wij er wel vanuit, dat we vanaf 2027 voldoende extra geld uit het gemeentefonds ontvangen op basis van de nieuwe BBP-systematiek om de extra kostenstijgingen (loon- en prijsontwikkelingen en autonome ontwikkelingen) die vanaf 2027 ontstaan op te vangen.

Binnen deze systematiek stelt het Rijk in het voorjaar de definitieve prijsindexatie voor het gemeentefonds vast. Als blijkt dat de werkelijke inflatie afwijkt, wordt dit niet meer gecorrigeerd. En naar alle waarschijnlijkheid ook niet in latere jaren. Dit kan leiden tot structurele voor- of nadelen. Een recente analyse van de afgelopen zeven jaar, toont aan dat het Rijk de prijsindexatie in het voorjaar structureel te laag inschat. De VNG heeft aangegeven te onderzoeken of hiermee de door het Rijk te hanteren BBP-systematiek dus feitelijk wel toereikend is. Zo niet, dan zal hierover indringend het gesprek met het Rijk worden gevoerd.

Hiermee blijft onze boodschap uit de voorjaarsnota dus overeind.

Verdere ingroei gemeentefonds nog in beeld

We weten, dat een verdere ingroei van de herijking van het gemeentefonds tot de mogelijkheden behoort. Bij onverkorte toepassing van het nieuwe verdeelmodel krijgen we op termijn structureel nog ruim 10 miljoen extra uit het gemeentefonds. De invoering van het nieuwe verdeelmodel zal echter vóór 2026 worden geëvalueerd. Pas daarna besluit het Kabinet over de invulling vanaf 2026. Met deze verdere ingroei hebben we in onze meerjarenraming nog geen rekening gehouden.

We zijn in afwachting van de financiële vertaling van het hoofdlijnenakkoord

Met de meicirculaire 2024 is de Voorjaarsnota van het Rijk verwerkt. Het hoofdlijnenakkoord van decoalitie moet nog financieel vertaald worden. In het hoofdlijnenakkoord staan wel de volgende voornemens, welke effecten kunnen gaan hebben op onze gemeentelijke financiën:

  • Voortbouwen op het bestaande budgettaire kader uit de Voorjaarsnota, dus geen correctie op het lager vaststellen van het gemeentefonds vanaf 2026
  • Afschaffen van specifieke uitkeringen vanaf 2026 (met uitzondering van in ieder geval de BUIG) en de middelen na aftrek van 10% efficiencykorting aan het gemeentefonds toevoegen
  • Twee nieuwe belastingen introduceren waarvan de opbrengsten (uitsluitend) ten goede komen aan woningbouw en infra in betreffende gemeente: een planbatenheffing en een (onbebouwde) grondheffing.
  • Afspraken maken met gemeenten om de woonlasten (OZB) te maximeren
  • De extra bezuiniging op de Jeugdzorg van € 511 miljoen vervalt
  • Er komen extra middelen voor woningbouw en infrastructuur

Naar verwachting gebeurt financiële vertaling in de miljoenennota met doorvertaling in de septembercirculaire. Conform onze bestendige gedragslijn baseren wij onze begroting op de meicirculaire. Wij zullen, zoals te doen gebruikelijk, de raad separaat informeren over de septembercirculaire. Tegelijkertijd met deze begroting zal een discussienotitie voorliggen om uw raad in stelling te brengen voor een naar verwachting noodzakelijk ombuigingstraject. Ook als de noodzaak om te bezuinigen er toch niet blijkt te zijn, willen wij een traject starten om te komen tot meer wendbaar begroten. Ook hiervoor zal deze discussienotitie de start zijn.

Nieuw beleid Voorjaarsnota

In de voorjaarsnota 2025 gaven wij aan het positieve resultaat in de begroting 2025 te willen reserveren voor een verwacht nadeel in 2026. Vanaf 2027 stelden wij een grote mate van onzekerheid ten aanzien van de rijksmiddelen vast. Als extra rijksmiddelen uitblijven zullen vanaf 2027 ombuigingen noodzakelijk zijn. Met de eerste helft van de bestuursperiode achter de rug willen we echter wel blijven voortbouwen op de stevige basis die we de afgelopen twee jaar hebben gelegd. We hebben dan ook geen extra nieuw beleid in deze begroting opgenomen, maar de gewenste beleidsvoornemens voorzien van dekking uit bestaande budgetten. De in de voorjaarsnota 2025 voorgenomen voorstellen nieuw beleid (met dekking oud-voor-nieuw) kunnen volledig in de conceptbegroting 2025 worden opgenomen zonder het verwachtte structurele tekort verder te vergroten. We hebben bij de begrotingsvoorbereiding 2025 hier nog 1 extra voorstel aan toegevoegd. Het betreft de “Doorontwikkeling van de organisatie en toekomstbestendigheid van de sociale werkvoorziening”. Dit laatste vraagt een extra incidentele investering van € 500.000 in 2025 en € 400.000 in 2026 welke geheel ten laste van de reserve Werk- en Ontwikkelbedrijf gebracht kan worden.

Voor een volledige overzicht van het nieuw beleid verwijzen wij u naar paragraaf Financiële begroting/Financiële positie/ Nieuw beleid 2025

Structuurfonds

Een herzien overzicht van de projecten Structuurfonds is opgenomen in deze begroting. Dit is te vinden in de paragraaf Financiële begroting/Financiële positie/Structuurfonds.

Woonlasten

Een van de uitgangspunten van ons tarievenbeleid is dat de woonlasten in onze gemeente in beginsel niet anders worden verhoogd dan met een inflatiecorrectie. Onder woonlasten worden in dit verband verstaan: OZB, afvalstoffenheffing en rioolheffing. Autonome kostenstijgingen rekenen bij de laatste twee heffingen wel mee.

Afhankelijk van de WOZ-waarde stijgen de woonlasten voor woningeigenaren met 3,9% tot 4,0%. De

woonlasten voor huurders stijgen met 3,93%. Wij merken hierbij op dat de totale woonlasten van onze gemeente tot de laagste in het land behoren. De lokale lastendruk voor een bedrijf stijgt ten opzichte van 2023 met 4,0%.